Hoe berekenen we de kosten?
In dit artikel leggen we uit waarom we intrede- en uittrede kosten rekenen en hoe we tot de 0,5% komen. Verder leggen we uit hoe we de OCF –de Ongoing Cost Factor – van het fonds berekenen en geven we een eerste schatting hiervan voor het Crypto Index Fonds.
Intrede- en uittredekosten
Het uitgeven van nieuwe participates – feitelijk het omzetten van Euro’s naar een mandje crypto-assets – en inkopen ervan, gaat met kosten gepaard.
Bij de bepaling van de fee hebben we als uitgangspunt genomen dat zittende deelnemers nooit voor deze kosten mogen opdraaien.
Om dit te kunnen garanderen zijn we uitgegaan van het meest ongunstige scenario. Dit is een situatie waarbij we tegen de hoogste fees handelen en we voor elke asset die we aankopen of verkopen, een secundaire markt nodig hebben, dat wil zeggen, dat er geen markt tegen Euro voorhanden is.
De hoogste fees op de door ons gebruikte handelsplatformen zijn ~0,25% (Kraken en Poloniex taker fees). Wanneer er voor alle assets twee transacties nodig zijn om van en naar Euro te gaan, komt dat dus voor het meeste ongunstige geval uit op 0,5% van het gehele bedrag.
Normaal gesproken zijn we een stuk goedkoper uit:
- wanneer er op een handelsdag sprake is van intrede en uittrede tegelijk, kunnen we de uittreders betalen met de Euro’s van de intreders (saldering) en er zijn geen transactiekosten op crypto handelsplatformen.
- een aantal crypto-assets in het fonds kunnen direct tegen de Euro gekocht worden. Er zijn dan niet twee trades nodig.
- veel assets kunnen we kopen op handelsplatformen als Binance of Huobi, waar de transactiekosten veel lager zijn dan 0,25%, en eerder op 0,1% uitkomen.
- sommige handelsplatformen geven korting zodra er met grote bedragen gehandeld wordt.
In de praktijk zijn de 0,5% intredekosten dus vrijwel altijd te hoog. Het teveel komt ten goede aan het fondsvermogen en daarmee aan de zittende (en nieuw intredende) deelnemers.
Herbalanceringskosten
Elke dertig dagen – 12 tot 13 keer per jaar – herbalanceren we het fonds. De herbalancering valt doorgaans samen met intredes en uittredes.
De herbalanceringskosten hangen in sterke mate af van de turnover, het gedeelte van het fondsvermogen dat per herbalancering in andere munten belegd wordt. Wanneer Bitcoin bijvoorbeeld 23% van het fondsvermogen uitmaakt, en Ethereum 17%, en de index dicteert dat ze beide op 20% staan, moeten we 3% Bitcoin verkopen voor Ethereum. De index hangt op zijn beurt weer af van de verhoudingen in marktkapitalisaties tussen de verschillende crypto-assets.
Tot nu toe schommelt de turnover tussen de 2% en 10% per herbalancering. De transactiekosten die we maken voor deze verschuivingen liggen tussen de 0,1% en 0,2%, analoog aan de transactiekosten voor intrede/uittrede met het verschil dat er hier geen secundaire markten nodig zijn.
Daarmee komen we uit op een kostenpost per herbalancering die tussen 0,002% en 0,02% ligt. Jaarlijks komt dat uit op een getal tussen de 0,03% en 0,3%.
Blockchain transacties en withdrawal kosten
Naast de transactiekosten zijn er ook nog een aantal vaste kosten die per handelsdag gemaakt worden. Zo zijn er de transacties op de blockchain die gemaakt worden wanneer een gedeelte van een asset vanuit de cold storage naar een handelsplatform wordt overgemaakt, en de kosten die een handelsplatform rekent bij het onttrekken van een asset terug naar de cold storage.
Anders dan de transactiekosten zijn deze kosten niet pro-rata, maar vast. Met de dertig assets in het fonds bedragen deze kosten doorgaans niet meer dan enkele tientjes per handelsdag. Deze kosten zijn dus verwaarloosbaar ten opzichte van de kosten van de trades.
OCF
Voor het berekenen van de Ongoing Cost Factor (OCF), vroeger bekend als TER (Total Expense Ratio) of LKR (Lopende Kosten Ratio), verminderen we de herbalanceringskosten met het overschot aan betaalde intrede- en /of uittredekosten.
Na een half jaar operatie lijkt het er op dat deze kosten – conservatief geschat – niet meer dan 0,3% per jaar gaan bedragen, naast de 3% beheerkosten en 1% administratiefee die het fonds rekent. Dat is aanzienlijk lager dan onze initiële inschatting van rond de 1%, die we als uitgangspunt in het EID genomen hebben.